Vaccinatie
Door middel van vaccineren – ook wel inenten genoemd - kunnen katten beschermd worden tegen een aantal ernstige besmettelijke ziektes. Het doel van de vaccinaties is dat een goed gevaccineerde kat die in contact komt met de ziekteverwekker waartegen ingeënt is, helemaal niet ziek wordt, of in ieder geval veel minder ernstig ziek wordt.
In Nederland kan gelukkig tegen meerdere ziektes worden gevaccineerd. Een aantal van deze vaccinaties behoren tot de basisvaccinaties, ook wel ‘core vaccinaties’ genoemd. Niet inenten tegen deze ziektes brengt een groot risico met zich mee. De overige vaccinaties behoren niet tot de basisvaccinaties en worden ook wel ‘non-core vaccinaties’ genoemd. Of het verstandig is om deze overige vaccinaties te geven hangt af van de leefomstandigheden en de gezondheidstoestand van de individuele kat. Deze entingen zijn dus niet voor alle katten nodig. Hierover krijgt u advies op maat.
​
Voorbereidingen en lichamelijk onderzoek
Vaccinaties hebben een beter effect bij katten die geen worminfecties hebben. Het is daarom raadzaam om katten 1 tot 2 weken voor de vaccinatie te ontwormen met een effectief ontwormingsmiddel.
Ook bij katten die een acute ziekte doormaken hebben vaccinaties minder effect. Daarom wordt elke kat eerst lichamelijk onderzocht door de dierenarts voordat er besloten wordt of het verantwoord is om inderdaad gelijk te vaccineren of dat het verstandiger is om de vaccinatie juist even uit te stellen totdat de kat weer gezond is.
​
Schema basisvaccinaties
Jonge katten
9 weken leeftijd: Kattenziekte en niesziekte
12 weken leeftijd: Kattenziekte en niesziekte 1 jaar leeftijd: Kattenziekte en niesziekte
Bij kittens die een hoog risico op besmetting lopen, kan er in bepaalde gevallen voor worden gekozen om reeds op 6 weken leeftijd de eerste basisvaccinaties te geven. Ook is in sommige situaties een extra vaccinatie op 16 weken leeftijd raadzaam, bijvoorbeeld als de moederpoes drager is van de niesziektevirussen.
Volwassen katten
2 jaar leeftijd: Niesziekte
3 jaar leeftijd: Niesziekte
4 jaar leeftijd: Kattenziekte en niesziekte
5 jaar leeftijd: Niesziekte
6 jaar leeftijd: Niesziekte
7 jaar leeftijd: Kattenziekte en niesziekte etc.
Na het geven van de booster-vaccinatie op 1 jarige leeftijd, hoeft de vaccinatie tegen kattenziekte dus pas na 3 jaar weer gegeven te worden om de weerstand gegarandeerd op niveau te houden. Het is raadzaam om de vaccinatie tegen niesziekte wel jaarlijks te herhalen, omdat de weerstand tegen deze virussen minder lang aanhoudt. Binnenkatten lopen een veel kleiner risico op het oplopen van niesziekte, maar kunnen toch besmet worden via bijvoorbeeld de handen, kleding en schoeisel.
Voor overige vaccinaties – bijvoorbeeld tegen Bordetella bronchiseptica, Chlamydophila of hondsdolheid – kan een aanvullend schema worden gemaakt. Ze kunnen wel gelijktijdig met de andere inentingen worden toegediend.
Niesziekte
Niesziekte is een verzamelnaam voor een aantal infecties die met name problemen in de luchtwegen veroorzaken. De veroorzakers van niesziekte waartegen gevaccineerd kan worden zijn het Calicivirus, Herpesvirus, Chlamydophila en de bacterie Bordetella bronchiseptica. De entingen tegen het Calicivirus en het Herpesvirus vallen onder de basisvaccinaties. De entingen tegen Chlamidophila en Bordetella vallen dus niet onder de basisvacinaties.
Kattenziekte
Kattenziekte is een zeer ernstige en vaak dodelijke ziekte bij katten. De ziekte wordt veroorzaakt door het Panleucopenievirus / Parvovirus. Hoewel de ziekte dankzij de vaccinaties veel minder vaak voorkomt in Nederland, zijn er toch helaas nog regelmatig uitbraken. De enting tegen het Panleucopenievirus valt onder de basisvaccinaties.
​
Overige vaccinaties
​​Hondsdolheid / Rabiës
Hondsdolheid is een dodelijke infectieziekte die in Nederland in principe gelukkig niet voorkomt. Een enkele keer wordt er wel een hondsdolheidsvirus bij vleermuizen gevonden. De ziekte is voor zowel dieren als mensen levensgevaarlijk. De vaccinatie tegen hondsdolheid behoort niet tot de standaard vaccinaties in Nederland. De enting - die op zijn vroegst op een leeftijd van 12 weken mag worden gegeven – is echter verplicht als katten mee gaan naar het buitenland. Voor sommige landen moet dat al lang van te voren. Op de website van het LICG kunt u hier informatie over vinden.
Feline leukemie virus / FeLV
Besmetting met FeLV leidt in veel gevallen tot het ontwikkelen van ernstige problemen van het immuunsysteem. Ook kan het virus kanker veroorzaken bij katten. Veel besmette katten overlijden uiteindelijk aan de gevolgen van een infectie met FeLV, al kan dat soms jaren duren. De ziekte komt gelukkig niet vee voor in Nederland. De vaccinatie behoort niet tot de basisvaccinaties.
​Bijwerkingen
Hoewel het vaccineren van katten slecht zelden bijwerkingen veroorzaakt, wordt een enkele kat er wel ziek van. Meestal is deze ziekte gelukkig slechts tijdelijk en goed behandelbaar. Er is echter ook een zeer zeldzame tumor die in verband wordt gebracht met het geven van bepaalde soorten vaccinaties. Het geven van de basisvaccinaties redt de levens van zeer veel katten en ernstige bijwerkingen zijn gelukkig zeer zeldzaam. Wel vaccineren is dus vele malen veiliger dan niet vaccineren. Uiteraard moet niet onnodig worden ingeënt. Ook om deze reden worden de niet-basis vaccinaties niet standaard gegeven.
​